Looppaden

1

Routes krijgen een ondersteuning door bewegwijzering en informatieborden. Deze worden steeds uit de looproute geplaatst zodat ze geen obstakel vormen. (Jeugdhuis Rondpunt 26, Genk)

2

Gangen zijn voldoende breed om een dubbele passage toe te laten. De toegangen tot de verschillende lokalen zijn goed te herkennen. (Scouts Westmalle)

3

Obstakels op de looproute worden vermeden. Deuren die openen naar een gang kunnen in een nis voorzien worden. Zo hinderen de openzwaaiende deuren de looproute niet. (Chiro Baal)

4

Drempels op de looproute worden vermeden. Kleine niveauverschillen worden opgevangen door een helling. (Akabe De Kim, Zottegem)

5

Zorg voor een logische structuur van de route (gangen). Het gebruik van kleurcontrasten, verschillende materialen… draagt steeds bij tot een intuïtief gebruik (bijvoorbeeld: een gekleurde strook op de vloer geeft de looprichting aan).

6

Routes zijn voldoende hoog. Ook obstakels in de hoogte zoals lichtarmaturen, signalisatie … worden voldoende hoog uitgevoerd.

Aandachtspunten

Wayfinding

  • Alle lokalen moeten bereikbaar, betreedbaar en bruikbaar zijn.
  • Het heeft weinig zin om te zorgen voor een goed lokaal, een goede fuifzaal of goede sanitaire voorzieningen als ze onbereikbaar of onvindbaar zijn. Zorg dus vanaf de toegang voor logische routes die voorzien zijn van goede signalisatie. 
  • Looppaden moeten altijd goed verlicht zijn.
  • Maak de lokalen makkelijk herkenbaar. Je kan dit doen door middel van kleur (vb. elke deur in een andere kleur) en/of door de naam van het lokaal of van de groep die gebruik maakt van het lokaal aan te brengen op of naast de deur. 
  • Hoe een duidelijke en begrijpbare signalisatie er uit ziet kan je lezen in het item signalisatie en informatie »

Zichtbaarheid looppaden

  • De kleuren van de wanden en de vloer moeten contrasteren met elkaar. Zo vermijd je dat slechtzienden alles in één vlak zien.
  • Het gebruik van kleurcontrasten, verschillende materialen, groenvoorzieningen enzovoort draagt bij tot een intuïtief gebruik van de ruimte. Zo kan bijvoorbeeld een gekleurde strook op de vloer van het jeugdhuis of jeugdlokaal de looprichting naar de lokalen of de fuifzaal aangeven.

Afmetingen

  • Gangen en doorgangen moeten min. 1,50 m breed zijn en ter hoogte van obstakels min. 90 cm. Wanneer bepaalde punten versmallen tot minder dan 1,50 m, dan moet je voor en na de versmalling een draairuimte van 1,50 m diameter voorzien.

Obstakels vermijden

  • Probeer drempels en obstakels op de looproute te vermijden. Kleine obstakels worden vaak te laat opgemerkt. We blijven er met de voet achter hangen of lopen ertegen.
  • Zijn er toch obstakels zoals een vuilbak, spelmateriaal of iets anders, plaats ze dan allemaal aan één zijde van de loopzone. 
  • Op looproutes vormen openzwaaiende deuren ook obstakels. Integreer ze daarom mee in de vrije doorgangsbreedte vb. door bredere gangen of nissen te voorzien.

Niveauverschillen opvangen

Toegankelijke vluchtroutes

  • Geef vluchtroutes duidelijk en herkenbaar aan vanuit centrale punten in het gebouw zodat ze door iedereen makkelijk terug te vinden zijn.
  • Voorzie een alarm met zowel een visueel als een auditief signaal. 
  • Voorzie een opleiding voor de leiding van je jeugdbeweging of de medewerkers van je jeugdhuis om tijdens een evacuatie assistentie te kunnen bieden aan jongeren met een beperking. Maak dit eventueel een belangrijk onderdeel van het noodplan.
  • Oefen minstens één of twee keer per jaar de evacuatieoefening met de leden of bezoekers.
  • Voor meer informatie over brandveiligheid van jeugdlokalen, kan je hier terecht »

Looppaden in de praktijk